Disclaimer

Louis Schielaar * Dordrecht, 2 september 1917 - Sterfplaats Midden-Europa, 31 maart 1944

Zoon van David Schielaar

en Hester Granade Meijer
 
In Westerbork 18 november 1942 
Transport Westerbork-Auschwitz 24 november 1942
 
Het betreft transport 38, bestaande uit 709 mensen, van wie 103 kinderen. Slechts één man overleefde de oorlog. De trein telde 10 wagons. Louis werd waarschijnlijk in Cosel uit de trein gehaald voor het verrichten van dwangarbeid.
 
 
 
Voetbalelftal met op de achterste rij, tweede van links: Louis Schielaar. Rechts naast hem: Wolfgang Maas.
 
Het gezin David Schielaar woonde op Spoorstraat 36 in Winterswijk 
 
 
Spoorstraat 36
 
Herinnering
“Voor 1943 woonde ik bij mijn ouders, Meddosestraat 30, koffiebranderij J. W. Hesselink. Heel goed kan ik mij herinneren dat mijn vader aan het ontbijt vertelde dat de Heer Rabbi Schielaar er bij zou zijn wanneer de koffie voor de Joodse Gemeente gebrand zou worden. Die morgen, toen ik uit school kwam, ben ik meteen naar de branderij gegaan en zag daar oude Droppers (die wij Droppie noemden) druk aan het werk en Rabbi Schielaar stond er naast en keek er naar. Dat heeft wel indruk op mij gemaakt. Hij stond daar in zijn lange, zwarte jas en met een grote zwarte hoed op het hoofd”.
 
Mevr. E.J. Riemersma-Hesselink
 
Herinnering
Louis Schielaar, zoon van de 'Jöddenmeister', werkte eind dertiger jaren als bediende in de winkel van Heiman Philips. Als loopjongen deed hij allerlei klusjes, bracht pakjes rond en hielp bij het opruimen in de winkel. Heiman zelf was immers, door het rondgaan met zijn handel, veel. weg. Omdat wij klant waren bij Philips, kwam Louis ook bij ons. Mijn oudste zus en ik deden eens buiten aan een tafeltje het vijf-minutenspel: met je ogen dicht een letter prikken uit de krant en dan vijf minuten lang plaatsnamen opschrijven, beginnend met die geprikte letter. Louis kwam, zag het en deed mee. 'Dat win ik vast', riep hij. Het was een vroljike en erg enthousiaste jongen, maar dit spel kon hij niet winnen. Wij gingen nog op de lagere school en hadden van elke provincie rijtjes plaatsnamen geleerd: Groningen, Hogezand, Sappemeer enz. Ik ken ze nóg. Louis was toen 16 á 17 jaar. Eens bracht hij, in opdracht natuurlijk, een Bleyle-kalender met voor een jaar lang mopjes. Bleyle was de merknaam voor gebreide kinderkleding, bij Philips te koop. Eén keer per jaar vroeg Louis om een schoof stro, bestemd voor de loofhut achter het huis in de tuin van Philips. Hij bond die vast aan zijn fiets en liep dan naar dorp terug.
's Morgens op 8 oktober 1941 fietsten we op de Groenloseweg, op weg naar school, de Wilhelminaschool aan de Vredensestraat. Ter hoogte van nu museum Freriks (2009) kwam ons een drietal mannen tegemoet lopen. Eén ervan was Louis Schielaar. Hij zwaaide ons uitbundig toe. We vonden het wel vreemd die mannen op dit tijdstip tegen te komen, maar we fietsten natuurlijk gewoon door, via de Singelweg de Vredensestraat in. Ter hoogte van bakker Wagendorp was nogal wat volk op de been en er stond een vreemde, Duitse auto. Militairen met helm liepen er omheen en een politieagent stond erachter. Voor in de auto zag ik Philips zitten, een gebogen man die aan de overkant een winkeltje had: beetje textiel en schoonmaakartikelen, bezems, stoffers, dweilen enz. Ik meen dat het een broer van Heiman was, maar dat weet ik niet zeker. Op dat moment beseften wij, kinderen, niet wat hier gebeurde. Dat hoorden we op school.
In de namiddag thuiskomend kwamen we in onze keuken de drie mannen van de Groenloseweg tegen. Het bleken vader en twee zoons Schielaar te zijn. Vader Schielaar liep almaar heen en weer en prevelde wat. Vluchtelingen dus. Onze ouders wisten niet goed wat er moest gebeuren. Niets was te overzien. Iedereen was bang voor de gevolgen. Ene Ruth kwam langs om te zeggen dat de mannen niet naar huis moesten gaan, want het was veel te onrustig in dorp. Moeder vond het naar dat ze niets wilden gebruiken, nog geen kopje thee of koffie, terwijl ze zó uit bed weggevlucht waren. Toen het al donker was, is één van de zoons vertrokken. Na een dik uur kwam hij terug en zei: 'Het is voor elkaar, we kunnen gaan!' We hebben hen nooit weergezien.
 
Mevr. D.W. Geesink-Wisselink
 
Na de oorlog (25-05-1947) werd navraag naar Izaäk Schielaar gedaan door Mevr. Van Haaren, Amsterdamschestraatweg 961 in Zuilen. Izaäk was ondergedoken bij het echtpaar Engel Berend Grave en Gerritje Grave-Post, Amsterdamschestraatweg 961 in Zuilen. Hun dochter Judith Grave werd verliefd op Izaäk. Hij is daar, samen met andere onderduikers, op 22 juni 1942 gearresteerd en naar Amsterdam gebracht. De andere onderduikers waren, volgens een getuige,: "Cohen, ongeveer 18 jaar; Van de Berg, ongeveer 17 jaar en Netti Peper, ongeveer 21 jaar"  Aldus vermeld in een brief aan het Ned. Rode Kruis, afd. Utrecht, d.d. 11 juli 1947. De brief bevat de gegevens van het hele gezin Schielaar.