Disclaimer

Jozeph Windmuller * Vorden, 26 september 1877 - Sterfplaats Auschwitz, 19 oktober 1942

Gehuwd met Rika Levie

Zoon van Bertha Eliza van Essen en Heijman Windmuller

Jozeph Windmuller en Rika Levie

Mede-eigenaar van de ‘Dames- en Heerenkleedermakerij’ Windmuller, aanvankelijk gevestigd op de hoek van de Markt en de Ratumsestraat, later op de hoek van de Misterstraat (nr. 70) en de Jonenstraat.

Vanaf april 1941 woonde het echtpaar op Gasthuisstraat 104 in Winterswijk.
 

Rika Windmuller - Levie * Emmen, 6 juni 1879 - Sterfplaats Auschwitz, 19 oktober 1942

Gehuwd met Jozeph Windmuller

Dochter van Martha Polak en Daniël Gerson Levie
Rika Levie en Jozeph Windmuller trouwden op 19 november 1905 in Assen.

Rika Levie

Trouwfoto Rika Levie en Jozeph Windmuller, Assen 19 november 1905

Moeder Rika, dochter Thea en vader Jozeph Windmuller tijdens een dagje aan het strand

Moeder Rika Windmuller-Levie schreef in het poëzie-album van haar dochter ‘Bettien’

  

Het hele gezin op het dak van de zaak. Zittend op de rand, v.l.n.r.: Jozeph, Rika, Martha en Lies; daarvoor, v.l.n.r. Bettie, onbekend meisje, Thea
 


Lieze Windmuller * Winterswijk, 2 november 1906 - Sterfplaats Auschwitz, 19 oktober 1942

Theodora Josephia Windmuller * Winterswijk, 17 mei 1921 - Sterfplaats Auschwitz, 28 januari 1944

Dochter van Rika Levie en Jozeph Windmuller

In Westerbork 16 december 1943
Transport Westerbork-Auschwitz 25 januari 1944

Het betreft transport 84, bestaande uit 948 mensen, van wie 168 kinderen. Dertig mensen overleefen de oorlog. De trein telde 26 wagons.

Thea Windmuller

De middelste dochter, Bertha Theodora (*1912), trouwde met Salli Schwarz en overleefde, gescheiden van hun dochtertje, de oorlog op verschillende onderduikadressen.

De Commissaris van Politie te Zutphen verzocht opsporing van Theodora Josephia Windmuller, van beroep dienstbode. Zij was woonachtig aan de Deventerweg 81 in Zutphen. Zij werd ervan verdacht van woonplaats te zijn veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben. Enkele weken later werd een tweede opsporingsbericht door de Commissaris van Politie van Zutphen geplaatst. Algemeen Politieblad, nr 42, 22 oktober 1942, 1187, bericht 2410; Algemeen Politieblad, no. 45, 12 november 1942, 1266, bericht 2703

Gezin Jozeph Windmuller, juni 1933. Staand: Lies, Rika Windmuller-Levie, Jozeph Windmuller
Zittend: Betty  en Thea

Thea Windmuller op een schoolfoto in 1933

Thea Windmuller met haar vader Jozeph

In het midden Thea Windmuller, links geflankeerd door Jaap Slager

Thea Windmuller, midden, met rechts Lina Fuldauer

Theodora Josephia (Thea) Windmuller

Omstreeks september 1942 waren alle joodse bedrijven gedwongen overgegaan in handen van een z.g. ‘Verwalter’. Het bedrijf van Windmuller kwam in handen van J. Schaffeld. Na de oorlog bleek de zaak totaal te zijn vernield en kostte het de nodige moeite om de zaak weer in eigendom te krijgen. Vervolgens heeft het bedrijf onder de naam ‘Windmuller’ nog tot 1971 bestaan, onder leiding van de weduwe Stein-Windmuller en haar tweede echtgenoot Sally Sonn.

Georg Stein en zijn vrouw werkten, samen met het echtpaar Windmuller-Levie, in de ‘Dames- en Heerenkleedermakerij’ Windmuller in Winterswijk. Ook Bertha Windmuller werkte, tot haar huwelijk in 1938 met Salli Schwarz, in de kledingzaak. Na de oorlog hielp Bertha Schwarz-Windmuller, waar mogelijk, haar zus in de zaak.

Uit een procesverbaal, op 17 april 1942 door Hermannus Feberwee en Albert Hendrik Aleidus Odding, beide werkzaam bij de politie Winterswijk, in overleg met de SD in Arnhem opgemaakt, blijkt dat Georg Stein goederen uit zijn zaak heeft proberen weg te halen en te verbergen voordat de zaak volledig onteigend werd en in handen kwam van de ‘Treuhandler’ Johan Bernhard Schaffeld uit Dingden (Duitsland).

Het proces-verbaal werd in eerste instantie opgesteld vanwege op 15 en 16 april 1942 in Winterswijk gevonden pamfletjes met bijbelse opschriften, ondertekend door ‘Jehova’s Getuigen’. (Ook de Jehova’s Getuigen waren tijdens de oorlog een vervolgde groep. HV)
Voor deze zaak werden op het politiebureau in Winterswijk verhoord:

-kapper Hendrikus Hijink (*5-9-1913)(kapper Hijink vertelt later in een verhaal van Willem Wilterdink dat hij veel van de Joodse mannen als klant in zijn kapperszaak had. Vooral op vrijdag, voor het begin van de sabbat, was hij er heel druk mee).
Hijink verborg boven zijn zaak goederen van de fa. Windmuller, om zo te voorkomen dat alles ingepikt zou worden door de Duitse of Duitsgezinde ‘Verwallter’.)

-manufacturenhandelaar Georg Stein (in het proces-verbaal omschreven als ‘zonder beroep’)

-slager/dansleraar Hartog Meijler (*7-6-1912)

-winkelier Cornelis Antonius Maria Eetgerink (*31-10-1913) en Anna Maria Elisabeth Konings (*13-1-1917) die graag een mantel wilde kopen van Georg Stein, waarop deze haar een drietal mantels op zicht bracht.
Ook drukker/boekhandelaar Willem Hendrik Holders (*18-6-1898) werd gehoord vanwege zijn drukkerij en door Georg Stein bij hem in bewaring gegeven goederen. Holders en Hijink werden ook nog verhoord door de SD in Arnhem. Hijink werd er tijdens dat verhoor van beschuldigd dat hij ‘een rijksduitser bestolen had’, maar Hijijnk maakte duidelijk dat de goederen al voordat de Verwalter gekomen was om de zaak ‘over te nemen’, bij hem opgeslagen werden. Holders en Hijink werden voor hun hulp aan de fa. Windmuller bestraft met drie maanden werk voor de Duitsers bij Avegoor (Dieren).
Uit andere bronnen blijkt dat ook Hartog Meijler werd verhoord over de strooibiljetten, door inspecteur van politie Feberwée en door N.S.B.-burgemeester Bos.
De opgeslagen goederen werden in beslag genomen. 
 

Thea schreef in het poëzie-album van haar zusje Betty

Thea Windmuller en haar geliefde: Wolfgang Maas

Briefje van Lies Windmuller uit Westerbork van 3/5 oktober 1942.
In het transport van 16 oktober 1942 werd zij, samen met haar ouders Rika en Jozeph Windmuller, naar Auschwitz gedeporteerd waar allen op 19 oktober werden vermoord.

‘Beste Wolfgang en familie Philips, ja nu zitten we hier, morgen zullen we waarschijnlijk wel doorgaan. …en de andere … zitten bij ons in de barak. Het is alles ellendig vooral omdat we zoo erg weinig tijd hadden de boel in te pakken en op ’t ogenblik maar 2 dekens voor ons drieën hebben en bijna geen etensvoorraad. We hopen de wollen dekens uit Winterswijk…

…nog te ontvangen. Als we de uitrusting wat beter hebben, ga ik liever vandaag dan morgen, want hier is het een hel met die duizenden menschen. Verder treffen we hier natuurlijk veel kennissen en familie. …is het verschrikkelijk. Mijnheer Kan is zoo van streek. Nu menschen, we moeten toch de moed niet verliezen en hopen we een spoedig weerzien in Nederland. Met hartelijke groeten, Lies’

Briefje van Mevr. Rika Windmuller-Levie uit Westerbork, begin oktober 1942

Beste Wolfgang en fam. Philips!
We zijn nu nog in Westerbork en hebben al veel beleefd. Een nacht in Arnhem in een school op de vloer gelegen, en zijn nu al in de derde barak. Fam. Gol(d)smit, Menco, Jo Mok en Nathan zijn nu nog bij elkaar. Mijnheer Kan is niet goed. …man ziet er niet best uit. Ik denk (dat) we morgen (vrijdag wel van hier vertrekken. We slapen zoo maar…

…op ijzermatrassen. Ik hoop toch (dat) er gauw aan al die ellende een eind mag zijn. Wij houden ons tot nu toe goed. We hebben maar 2 dekens met ons drieën. Als we vertrekken krijgen we (er) misschien wel wat bij. Wat is het vermoeiend het sleepen met het goed. Nu later meer. Hele (…) groeten. Ri Windmuller.