Disclaimer

Josef Gans * Winterswijk, 26 april 1903 - Sterfplaats onbekend, Polen, 31 maart 1944

Zoon van Emma Drievoet en Abraham Gans
Gehuwd met Martha Antje Magnus

Gezinshoofd

Josef Gans werd ook wel 'Chef Gans' genoemd. Hij was voor de oorlog o.a. secretaris van de Joodse Toneelvereniging 'Ons Genoegen'. Aron van Gelder was toen voorzitter en David Schwarz penningmeester.

Josef Gans in 1939

In kamp Vught 12 april 1943
Josef werd op 20 mei 1943 overgeplaatst naar Arbeitslager Oud-Leusden; vervolgens, op 23 juli 1943 (volgens een brief van de Joodse Raad) naar de Pantsergrenadia-kazerne in Arnhem; vervolgens op 18 oktober 1943 naar Kamp Westerbork en op 19 oktober 1943 naar Kamp Auschwitz. Hij stierf op 31 maart 1944 ergens in Polen.

Het betreft transport 79, bestaande uit 1.007 mensen, van wie 117 kinderen. Elf mensen overleefden de oorlog. De trein telde 27 wagons.

Herinnering

'Chef Gans kwam op de Haitsma Mulierweg mijn vader tegen. 't Was hartje winter en erg koud. Vader had de 'voeshansen' (handschoenen zonder vingers hv.) aan en oorkleppen op. We hoorden weleens geruchten dat het Duitse leger het moeilijk had vanwege de strenge winter in Rusland. Chef wist meestal veel. "Hoo is 't, Chef, is ter nog ni-js van 't front?", vroeg mijn vader. Waarop Chef antwoordde: "Wisselink, zo lange as i-j dee oorkleppen neudeg hebt, geet 't daorgunds good!" Het heeft te lang geduurd...

Mevr. D.W. Geesink-Wisselink

Het poëzie-album van Hennie Veeninga waarin buurman Gans een gedichtje schreef

 

De vulpen van Josef Gans

 

Martha Antje Gans - Magnus * Smilde, 6 juni 1908 - Sterfplaats Sobibor, 11 juni 1943

Dochter van Louisa Gans en Nathan Magnus
Gehuwd met Josef Gans

12 april 1943 in kamp Vught
8 juni 1943 in kamp Westerbork
8 juni 1943 transport Westerbork –Sobibor

 


Abraham Nathan Gans * Ruurlo, 8 november 1933 - Sterfplaats Sobibor, 11 juni 1943

Zoon van Martha Antje Magnus en Josef Gans

12 april 1943 in kamp Vught
8 juni 1943 in kamp Westerbork
8 juni 1943 transport Westerbork –Sobibor

Abraham Nathan Gans werd in juni 1943 met het zogenoemde kindertransport uit Vught via Westerbork op transport gesteld naar Sobibor. Hij bereikte de leeftijd van 9 jaar.

Louise Emma Gans * Ruurlo, 12 maart 1936 - Sterfplaats Sobibor, 11 juni 1943

Dochter van Martha Antje Magnus en Josef Gans

12 april 1943 in kamp Vught
8 juni 1943 in kamp Westerbork
8 juni 1943 transport Westerbork –Sobibor

Louise Emma Gans werd in juni 1943 met het zogenoemde kindertransport uit Vught via Westerbork op transport gesteld naar Sobibor. Zij bereikte de leeftijd van 7 jaar.

Emma Antje Gans * Winterswijk, 12 januari 1938 - Sterfplaats Sobibor, 11 juni 1943

Dochter van Martha Antje Magnus en Josef Gans

12 april 1943 in kamp Vught
8 juni 1943 in kamp Westerbork
8 juni 1943 transport Westerbork –Sobibor

Emma Antje Gans werd in juni 1943 met het zogenoemde kindertransport uit Vught via Westerbork op transport gesteld naar Sobibor. Zij bereikte de leeftijd van 5 jaar.

Harry Alexander Gans * Winterswijk, 9 december 1942 - Sterfplaats Sobibor, 11 juni 1943

Zoon van Martha Antje Magnus en Josef Gans

12 april 1943 in kamp Vught
8 juni 1943 in kamp Westerbork
8 juni 1943 transport Westerbork –Sobibor

Harry Alexander Gans werd in juni 1943 met het zogenoemde kindertransport uit Vught via Westerbork op transport gesteld naar Sobibor. Hij werd 6 maanden oud.

Voor moeder en haar 4 kinderen kinderen betreft het transport 68, bestaande uit 3.017 mensen, van wie 1.145 kinderen. Niemand overleefde de oorlog. De trein telde 46 wagons.

Het gezin Josef Gans woonde op Misterweg 51, Winterswijk

HERINNERING

DE VLAG
Henny Veeninga uit Winterswijk vertelt:
“Toen de oorlog uitbrak was ik bijna 15 jaar oud. Mijn vader Thomas Veeninga, mijn moeder en ik woonden aan de Misterweg 51 in Winterswijk. Naast ons woonde Sjef (die eigenlijk Josef heette) Gans met zijn vrouw Martha en hun kinderen Bram, Liesje en Emmeke. Sjef Gans was veehandelaar, net als zijn beide broers en zijn oude vader Abraham Gans. Abraham Gans woonde in de Stationsstraat.

kinderen Gans

Emma, Bram en Louise Gans

Sjef deed zijn werk graag. Hij was een goede veehandelaar, die de boeren wel eens deed verzuchten: “Den rot jidde hef mien weer ‘ns te pakken ‘ehad”. Dat was niet kwaad bedoeld, want de joodse gemeenschap hoorde er gewoon bij. Maar hij was ze dan te slim af geweest. Martha deed het huishouden met plezier. Ze zou, als ze boodschappen deed, nog eerder de suiker dan de boenwas vergeten. De kinderen waren lief. Bram was wat stiller dan de meisjes – mijn vader was erg op hem gesteld. Mijn moeder had een zwak voor Liesje, die zo graag het plaatsje veegde met haar bezempje. Voordat ze weg moesten, gaf ze het bezempje aan mijn moeder met de woorden: “Tante buurvrouw, zul je het voor mij bewaren tot ik terug kom uit het kamp?” Het bezempje heeft tot aan de dood van mijn ouders aan een spijker in de bijkeuken gehangen. Emmeke was mijn favoriet. Ze had een lief en een vrolijk karakter. Maar eigenlijk hadden wij de hele familie in ons hart gesloten.

De kinderen gingen naar de kleuter- en lagere school. Totdat de Duitsers de maatregel verzonnen, dat het voor joden verboden was om naar school te gaan. Met een aantal andere joodse kinderen zijn ze daarna nog een poosje naar een schooltje gegaan, dat alleen voor joodse kinderen was. Ook moest van de Duitsers de jodenster op de kleren worden genaaid, aan de kant van het hart. Sjef vertelde de kinderen dat ze er trots op moesten zijn. Hij wees naar mij en zei: “Henny mag hem niet hebben”.
Ondertussen bleven wij gewoon met elkaar wandelen, boodschappen doen en fietsen door de mooie natuur van Winterswijk. Wel werd het de joden steeds moeilijker gemaakt, maar het gezin van Sjef Gans probeerde er samen de moed in te houden. Ze besloten ook om bij elkaar te blijven: niemand zou naar een onderduikadres gaan.

De oorlog duurde alleen langer dan wij hadden verwacht. Toen kreeg de familie Gans een oproep om naar het Winterswijkse Feestgebouw te komen. Dat gebeurde onder politiebegeleiding. Ik ben met ze meegelopen tot aan de deur van het gebouw. De slaap was die nacht ver van ons. Tot mijn moeder mij riep: “Ik hoor een auto stoppen.”  Buiten hoorde ik Liesje roepen: “We zijn weer thuis!” Het was waar.
Dit was wat er gebeurd was: Sjef had gesproken met de N.S.B.- burgemeester Bos. Bos was vroeger een gezien veearts bij de boeren en de veehandelaren. Na het gesprek van Sjef Gans met Bos kreeg het gezin toestemming om weer naar huis te gaan. We waren dankbaar onze buren weer naast ons te hebben. Als een vrouw in verwachting was, kreeg men uitstel van deportatie tot een half jaar na de geboorte van het kind. De familie Gans greep die strohalm. De baby werd op 9 februari 1942 geboren en werd Harry genoemd. Het ging goed met moeder en kind en ze kwamen verzorgd en uitgerust uit het Gemeenteziekenhuis thuis. Maar ondertussen werden steeds meer joodse medeburgers uit Winterswijk weggevoerd.

Wanneer het precies was, weet ik niet meer. Maar ook voor onze buren kwam het onvermijdelijke bericht. De avond voor hun vertrek namen we bij hen thuis afscheid. Ik kreeg toen de vlag. Die vlag werd altijd aan het huis van de familie Gans aan de Misterweg uitgestoken op Koninginnedag en op andere feestdagen. “Je krijgt de vlag om te bewaren voor betere tijden. En om uit te hangen bij onze terugkeer.” De vrede zou immers spoedig komen… Sjef, Martha en de kinderen moesten zich melden bij de trein, die via Zutphen naar Amersfoort zou rijden. Ze vroegen mij om tot het laatst bij hen te blijven. Toen we bij de spoorwegovergang van de Misterweg langs het seinhuisje van de spoorweg liepen, zei Sjef:  “Even wachten.” Hij vroeg de dienstdoende seinhuismeester of hij mijn vader mocht bellen. Dat mocht. Mijn vader was namelijk ook seinhuismeester, een soort bewaker van de spoorwegovergang, maar wel op een andere plek. Sjef nam de hoorn van de telefoon en bedankte mijn vader nog eens voor al die goede jaren, die ze als goede buren en vrienden hadden gehad. “We gaan nu met de trein, Henny is bij ons.” Toen Sjef afscheid had genomen en verder liep, zei hij tegen mij:
“Je vader huilt”.

Bij het Winterswijkse station stond de stoomtrein met aparte coupés klaar. Op het station stond ‘Grüne Polizei’  en een aantal SS-ers. Op het eind zat ik nog eenmaal met Martha en de kinderen bij elkaar. Sjef was ondertussen bezig te proberen of hij zijn gezin niet toch nog uit de trein kon krijgen – net als de vorige keer. Helaas, toen hij de trein in kwam, begonnen de bewakers de portieren dicht te gooien. Ik moest eruit, een laatste zoen. Ik kon toen alleen nog maar wuiven naar de ons zo dierbaren…

Het spoor in de richting van Zutphen

Vanuit het kamp Amersfoort kregen we nog wel eens een brief. Ook stuurden wij ze pakketjes – vooral met verbandmiddelen, waar Sjef om vroeg. Wanneer ze naar het kamp Westerbork zijn gegaan, weet ik niet en of ze toen nog samen waren weet ik ook niet.

Vermoord
Doordat ik een aantal jaren geleden met de beheerder van de erebegraafplaats in Loenen op de Veluwe in gesprek kwam, mocht ik in een boek kijken waar alle namen van vermoorde Nederlanders staan. En daar vond ik ze.
De hoop die ik nog steeds had, een van hen terug te zien, was vervlogen. De vlag zou nooit meer worden uitgestoken voor de terugkeer van Sjef, Martha, Bram, Liesje, Emmeke en Harry.“

Naschrift
Uit de gegevens van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork en het Nederlandse Rode Kruis, bij elkaar gebracht uit de binnenkomende en uitgaande transportlijsten, de persoonskaarten, de kaarten van de Joodse Raad, de gegevens van het digitale Joods Monument en de gegevens van Nationaal Monument Kamp Vught, is het volgende gebleken:
-de familie Gans is op 12 april 1943 weggevoerd uit Winterswijk naar Kamp Vught. Josef werd op 20 mei 1943 overgeplaatst naar Arbeitslager Oud-Leusden; vervolgens, op 23 juli 1943 (volgens een brief van de Joodse Raad) naar de Pantsergrenadia-kazerne in Arnhem; vervolgens op 18 oktober 1943 naar Kamp Westerbork en op 19 oktober 1943 naar Kamp Auschwitz. Hij stierf op 31 maart 1944 ergens in Polen.
-Martha en de kinderen werden vanuit Kamp Vught met een speciaal kindertransport op 8 juni 1943 vervoerd naar Kamp Westerbork en van daaruit op dezelfde dag op transport gezet naar Sobibor waar zij op 11 juni 1943 vermoord werden.
Er zijn vanuit Kamp Vught in juni 1943 twee kindertransporten geweest die, naar werd gezegd, naar een speciaal voor de kinderen ingericht kamp zouden gaan. Dat bleek een leugen. De kinderen, 1269 in getal, werden via Westerbork direct gedeporteerd naar Sobibor, waar allen vrijwel direct vermoord werden.
-Harry Alexander Gans werd geboren op 09-12-1942, en dus niet op 09-02-1942, zoals op het monument in Winterswijk vermeld staat. Hij werd dus maar net een half jaar oud.

Het speciale monument voor de kindertransporten in het voormalig concentratiekamp Vught.

 -Harry Alexander Gans werd geboren op 09-12-1942, en niet op 09-02-1942, zoals in andere bronnen vermeld staat. Hij werd dus maar net een half jaar oud.