Disclaimer

Joseph Goedhart * Bocholt, 5 maart 1921 - Sterfplaats Auschwitz, 28 februari 1943

Zoon van Isabelle Laufer en Louis Goedhart

Joseph was verstandelijk minder begaafd. Hij hielp zijn ouders met de groentenzaak door groenten en fruit te venten. Joseph's vader Louis overleed op 28 oktober 1941. Hij werd begraven op de Joodse Begraafplaats aan de Misterweg in Winterswijk.

In Westerbork 4 oktober 1942
Transport Westerbork-Auschwitz 19 oktober 1942

Het betreft transport 29, bestaande uit 1.327 mensen, van wie 167 kinderen. Acht mensen overleefden de orlog. De trein telde 20 wagons.

Joseph Goedhart

Herinnering:
Over Joseph Goedhart werd door Ben Speelberg uit Melick (Limburg) een lied geschreven. Ben schreef hierover: “…Hoe graag zou ik zijn naam aan de vergetelheid ontrukken. Ik heb daarom een poging gedaan een lied te maken. Ik heb er ook een eigengemaakte melodie bij gedaan in een typisch joodse mineur-versie, die we in Israëlische liederen zo veel aantreffen…”

Zeker zal de Messias komen…
1. In een dorpje aan de grens met Duitsland
woonde een Joodse jongen, Jozef was zijn naam.
Jozef sjouwde dapper voor zijn ouders
lange dagen met zijn handkar-groentenkraam.
Hoon en spot deerden hem niet,
Jozef torste zijn verdriet,
Zeker zou de Koning bij de Joden komen.
Jozef zwoegde zich haast dood,
voor een schamel stukje brood,
Jozef kende goed zijn kinderplichten.

2. Vrijdagavonds keerde Jozef huiswaarts
met zijn kar met groente en een sober loon.
En dan kuste hij zijn Joodse moeder
omhelsde dan zijn vader als een goede zoon.
Want al waren zij dan arm,
in hun huisje was het warm,
zeker zou toch de Messias bij hen komen.
In Jozefs hart daar was het goed
en Sabbat schonk hem moed,
Jozef had toch ook zijn jongelingsdromen…

3. Toen is dan de duivel losgebroken,
bruine hemden met een vloekend hakenkruis.
Bloed en tranen vloeiden bij de Joden
en bij Jozefs ouders was er angst in huis.
Niet meer met zijn kar op straat,
Jozef was ten einde raad.
Wanneer zou de Koning van de Joden komen?
Een gele ster voor op zijn jas,
’t nazi-kenmerk van zijn ‘ras’,
niemand wilde nog met Jozef praten…

4. Bij het krieken van een grauwe morgen
stond daar Jozef angstig op een koud perron.
Hij alleen droeg zwetend de bagage,
daar geen van zijn ouders dat nog dragen kon.
Want zo was het hun gezegd:
in het kamp is het nog niet zo slecht
en wie weet zou toch de Joodse Koning komen?
In hun hart een stil verdriet,
buren, vrienden zag je niet,
alleen een horde nazi-wachtsoldaten.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------

De oorlogstijd lijkt een streep te zetten…

5. In het dorpje aan de grens met Duitsland
is reeds jarenlang de vrede weergekeerd.
Zijn er nu nog mensen die beseffen,
hebben wij een les uit dit verdriet geleerd?
Want wij lieten Jozef staan
om zelf vrij te kunnen gaan
want, o zeker zou de Joodse Koning komen!
Oud en jong, vergeet toch niet
wie daar ginds het leven liet.
Jozef is nooit meer teruggekomen…

In Memoriam – Jozef

Het gezin Goedhart woonde in de Meddosestraat 15 in Winterswijk
 

Herinnering

'Joseph was in ons dorp overal bekend. Hij was een flink uit de kluiten gewassen jongen van een leeftijd die je nu 'tiener' zou noemen. Wat Joseph aan stevigheid en kracht teveel had, had hij te weinig in zijn hoofd. Hij kon met alle mogelijke moeite niet verder komen dan de derde klas van de lagere school waar hij tot zijn veertiende jaar bleef. Moet je je voorstellen wat dat betekende. Joseph was beresterk, maar hij deed geen vlieg kwaad. Maar wie op school wilde nu met hem te maken hebben, anders dan hem te plagen of op de kast te krijgen. Joseph's ouders hadden een groentewinkeltje. Joseph's vader was een schriel, wit mannetje maar zijn moeder was een stevige 'Jiddische mama'. Ze had een zwakke gezondheid. Het winkeltje draaide niet goed, groenten en fruit raakten vaak slecht van kwaliteit en bedierven. Wij als kinderen trokken ons daar weinig van aan - in het speelkwartier stond de deurbel van het winkeltje niet stil. Ik denk dat Joseph goed geïnstrueerd was om van de sores thuis niets te laten merken. Ik heb hem op school niet anders gezien dan met een vriendelijk gezicht. Toen Joseph 14 was, ging hij van school af. Zijn ouders konden hem goed gebruiken in het winkeltje. Wij gingen naar de Mulo of de HBS en wie maakte zich verder nog druk om dat 'Joodje'. Joseph deed zijn best om zijn brood en dat van zijn ouders te verdienen. In weer en wind over de dorpskeien met een zware vracht op de kar, honderd maal aanbellen en negenennegentig keer 'nee, niks neudig' krijgen en toch blijven glimlachen en eeuwig wachten op de 'mazzeltov' die voor hem en zijn ouders niet kwam en ook nooit zou komen. Bijdehante klanten zullen hem wel vaak bij de neus genomen hebben, want rekenen kon Joseph niet. Als dan op vrijdagavond de eerste sterren aan de hemel te zien waren, was het voor Jospeh en zijn volk 'sjabbat. Op zaterdag ging de familie naar de 'sjoel' en 's middags liepen de Joden dan te flaneren en te praten. Joseph kwam je dan vaak in z'n eentje tegen, ook bij de eigen Joodse jongelui vond hij maar moeilijk aansluiting. Zo liep hij daar maar alleen rond met een grote hoed op zijn hoofd, een grote kromme pijp in de mond, zijn handen op de rug, vriendelijk glimlachend naar iedereen die hem maar eventjes gedag wilde zeggen. Zodra sjabbat voorbij was, stond Joseph weer in het winkeltje om nog wat te verkopen aan de bezoekers van de bioscoop of van het ziekenhuis. En de plagerijen gingen gewoon door: Jospeh stond met het zweet op zijn hoofd om de prijsjes van de gekochte waren bij elkaar te tellen'.